Home Werking
Werking warmtepomp

Een warmtepomp kan warmte op relatief lage temperatuur benutten voor toepassingen op hogere temperatuur. Ze kan warmte uit de omgeving (lucht, water of bodem) op voldoende hoge temperatuur brengen voor de toepassing van onder andere de verwarming van woningen en sanitair warm water. De hoeveelheid energie die ze hiervoor gebruikt is laag in vergelijking met de opbrengst. 65 % à 80 % van de door de warmtepomp geleverde energie wordt gewonnen uit de natuur. Zo zal een warmtepompinstallatie minder energie verbruiken dan een klassiek verwarmingssysteem. Ook de CO2-uitstoot bij verwarming door middel van een warmtepomp is beduidend lager dan die van een klassiek verwarmingssysteem.

Bij de opname van warmte uit omgeving, bevindt zich de vloeibare warmtedrager (het koelmiddel) bij lage druk aan de primaire kant (koude kant) in de verdamper. De buiten-temperatuur van de omgeving (vb. water of lucht) rond de verdamper ligt hoger dan het kookpunt van het koelmiddel, zodat het koelmiddel verdampt en daarbij warmte onttrekt aan de omgeving. Ook al is de temperatuur soms niet hoger dan 0° C.

De compressor zuigt de verdampte werkvloeistof af en drukt die samen, waarbij de druk en de temperatuur van de damp stijgen (zoals bij het gebruiken van een fietspomp). De gasvormige werkvloeistof komt via de compressor terecht in de secundaire kant (warmte kant, het verwarmingssysteem) in de condensor die door verwarmingswater wordt omgeven. De temperatuur van het water is lager dan condensatietemperatuur van de werkvloeistof, zodat de damp wordt afgekoeld en daarbij opnieuw vloeibaar wordt. De warmte die in de verdamper wordt opgenomen wordt samen met de energie die werd toegevoegd bij het samendrukken in de compressor, aan het verwarmingswater afgegeven. Daarna wordt de werkvloeistof via een expansieventiel teruggeleid naar de verdamper. Daarbij ondergaat het een ontspanning van de hoge druk van de condensor naar de lage druk van de verdamper. De kring is gesloten.

 

 


Hoofdmenu
Warmtepompen